Het advies van de commissie Van Aartsen “Adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving'” (4 maart 2021) is scherp van toon en legt een aantal tekortkomingen in het stelsel van omgevingsdiensten bloot. Als Arena Consulting opereren we in dit veld; sinds onze oprichting in 2006 zijn milieudiensten en omgevingsdiensten een van onze grootste klantgroepen. Daarom beschouwen we enkele onderwerpen uit het advies. Reacties ontvangen we graag hieronder!
Het basistakenpakket moest duidelijk maken welke taken gemeenten en provincies verplicht bij omgevingsdiensten inbrengen. Gelijktijdig een onderwerp waarover veel discussie was en is tussen diensten en hun opdrachtgevers. Volgens de commissie Van Aartsen moet elke omgevingsdienst werken met hetzelfde basistakenpakket. Zij adviseert dat gemeenten alleen aanvullende taken kunnen onderbrengen als deze apart gefinancierd en bemenst zijn. Discussies over basistakenpakket zijn begrijpelijk naar onze mening, want het is veel te ingewikkeld gemaakt. En dit gaat niet anders worden als de Omgevingswet van kracht is. Het zogenaamd beleidsneutraal omzetten van de basistaken levert nieuwe discussie op, is onze overtuiging. Apart financieren van plustaken is niet zo’n punt. Apart bemensen is bij het huidige onderscheid van basis- en plustaken in praktijk niet te doen (op papier natuurlijk wel) en leidt tot kwaliteitsverlies. Deskundigheden en vlieguren worden verder opgeknipt over functies en mensen. Kortom, een mooie gelegenheid om tot een veel logischer en duidelijker indeling van basistaken te komen.
De commissie Van Aartsen wil niet tornen aan de fundamenten van het stelsel van omgevingsdiensten. Het argument is dat zij wil voorkomen dat alle aandacht zou gaan naar reorganisaties en herschikking van gezagsrelaties. Okay, dit snappen we. Maar hoe valt dit te rijmen met het advies om de ondergrens van de omvang van omgevingsdiensten te verhogen. Grotere diensten die een betere sparringpartner kunnen zijn voor complexe vraagstukken en advisering over de Omgevingswet. Dit leidt toch tot schaalaanpassingen en daarmee tot reorganisaties? En wat betekent dit voor de plustaken die door veel gemeenten bij de omgevingsdiensten zijn ondergebracht? Voor de gemeenten die waarde hechten aan de bestuurlijke nabijheid van bijv. ruimtelijke ordening- en bouwtaken leidt een opschaling van de omgevingsdiensten tot een mogelijke collectieve uitkleding van de plustaken. Het terughalen van deze taken leidt ook weer tot grote reorganisaties aan de kant van de gemeenten of nieuwe samenwerkingsorganisaties specifiek voor bouwen en ruimtelijke ordening.
Omgevingsdiensten hebben grote moeite met het vinden van voldoende en voldoende kundige medewerkers. Iedere dienst heeft een groot aantal vacatures die niet of moeizaam worden ingevuld. Inhuurkosten zijn relatief hoog. Een onderwerp dat onderbelicht is gebleven in het rapport van de commissie Van Aartsen. In de adviezen van de commissie kan worden gelezen dat moet worden ingezet op onder meer specialistische gebiedsgerichte kennis, de kwaliteit van de bemensing en meer capaciteit voor opsporing, vervolging en berechting. Dit is prima te volgen. Maar naar welke deskundigheden, kwaliteiten en skills ben je op zoek? En HOE ga je aan die nieuwe mensen komen? Waar zitten ze en hoe kun je ze opleiden? Wat ons betreft is het hoog tijd voor een goed doordacht onderwijs- en arbeidsmarktprogramma voor omgevingsdiensten. Samen met onderwijsinstellingen én in lijn met de veranderende competenties en deskundigheden onder Omgevingswet en kwaliteitscriteria is een structurele aanpak nodig om de goede mensen te vinden en te houden.
Hoe groot moet een omgevingsdienst zijn? Sinds het advies van de commissie Mans (2008) is de ondergrens voor de schaal van de dienst gebaseerd op het in huis hebben van voldoende menskracht (deskundigheid en continuïteit). De kwaliteitscriteria vormen de norm. De commissie Van Aartsen adviseert een ondergrens te hanteren van een minimaal aantal inrichtingen met milieubelastende activiteiten. Laten we de kwaliteitscriteria voor menskracht dan los als ondergrens? Er is veel over deze kwaliteitscriteria te zeggen, maar ze geven wel een duidelijke (en aantoonbare) basis voor benodigde kennis en ervaring. Waarom is een ondergrens van x aantallen inrichtingen beter? Immers, aan een dergelijke ondergrens kan ook voldaan worden als gemeenten besluiten het niveau van uitvoering (bijv. aantallen controles) te minimaliseren. Grotere uitvoeringsorganisaties passen goed bij de gebieden met grote milieucomplexe bedrijvigheid (o.a. Schiphol, Chemelot, IJmond, Rijnmond). In deze gebieden staat de noodzaak voor grote aantallen specialisten op diverse terreinen niet ter discussie. Maar waarom zouden grotere omgevingsdiensten ook voor de overige gebieden in Nederland een oplossing zijn? De schaal van de dienst dient onzes inziens bovenal te passen bij de schaal van de problematiek.
Eén van de adviezen van de commissie Van Aartsen is het vergroten van de afstand tussen omgevingsdiensten en bevoegd gezag. Dit door verhoging van de ondergrens voor de omvang van de diensten en het geven van een verplicht mandaat aan de directeur. Het gaat dus om het meer centraliseren van bevoegdheden die nu nog veelal bij colleges van B&W of gemeenteraden liggen.
De eerdere trend om taken vanuit Rijk en provincie bij gemeenten neer te leggen wordt gebroken. Decentrale overheden konden dit immers beter, sneller en goedkoper, omdat zij dichter bij bedrijven, instellingen en bewoners staan. Nu is het geluid verder af organiseren, omdat de invloed te groot is van diezelfde bedrijven, instellingen en bewoners. De parallellen met het sociaal domein en de decentralisaties daar zijn makkelijk te trekken.
Is er een oorzakelijk verband tussen de governance van samenwerkingsverbanden en de kwaliteit die geleverd wordt? Is het aanpassen van de aansturing van omgevingsdiensten en het vergroten van de diensten dé oplossing voor complexe vraagstukken als de Pfas- en stikstofproblematiek? Moeten Rijk, provincie en gemeenten niet eerst investeren in de omgevingsdiensten om kwalitatieve slagen te kunnen maken om met deze complexiteit om te gaan? Geven governance-vraagstukken antwoord op het voorkomen van zwarte sneeuw rondom Hoogovens?
Mbt basistakenpakket is niet alleen discussie tussen gemeenten en Omgevingsdiensten maar ook tussen VNG en Rijk. En dat maakt de discussie over totale takenpakket tussen gemeenten en OD niet makkelijker. Ben dan ook voorstander van harmonisatie van basistakenpakket.
Geldt mi ook voor de minimale kwaliteitseisen bij het uitvoeren van VTH taken van niet alleen OD maar ook van de gemeenten. Dit qua deskundigheid en vlieguren. Hoop dat nieuwe verordening kwaliteitseisen VTH hier dan ook stelliger in is.
Met onderlinge samenwerkingsafspraken tussen oa OD’s kan je met de gewenste kwaliteit de taakuitvoering aan.
Kwaliteitseisen is mi de basis voor het leveren van je dienstverlening aan de burger of initiatiefnemer . Dat kan je organiseren. Daar horen geen (onderlinge) compromissen onder, geen heilige huisjes en heeft financiële consequenties.
Overdreven schaalvergroting leidt tot verlies betrokkenheid, (gewenste) invloed en overzicht en integrale benadering. En daarmee raakt de zozeer nagestreefde kwaliteitsverbetering helaas nog verder uit zicht. Kwaliteit is veel meer dan afwerken vinklijstjes, het begint en eindigt met gemotiveerde mensen die hetzelfde doel nastreven. En dit zou moeten zijn : het verbeteren van milieukwaliteit in het veld, niet (enkel) op papier.