De kwalificatie ‘fout’ is vaak een morele kwalificatie. De foute prins van voor de oorlog (welke?). De foute criminoloog die een relatie legt tussen boef zijn en erfelijke aanleg. De foute natuurwetenschapper die zich kritisch uit over het broeikaseffect. De foute politicus die zegt wat iedereen denkt. De foute ambtenaar die alleen maar uit het raam staart en niet productief is voor de samenleving. De foute journalist die met een verborgen camera werkt. De foute ondernemer die meer verdient dan de premier.
Achteraf blijkt fout vaak minder fout. En is fout soms zelfs meer goed dan fout. Fout fout dus. Het probleem van ‘fout’ is volgens mij dat analytische beschouwingen van een fenomenen (of personen) vrolijk wordt vermengd met een moreel oordeel a priori. Het morele oordeel kan daarbij een open discussie in de weg staan en leiden tot kortzichtige analyses en ‘oplossingen’. Vrij denken in de huidige politieke en beleidsmatige arena is vooral het morele vrijdenken: ‘ik ben vrij om te zeggen en te roepen wat ik denk en wat ik vind. Wat een ander daar ook van vindt’. Maar is er ook een klimaat om intellectueel vrij te denken in de beleidsarena? Met andere woorden, zijn we in staat om intellectueel de degens te kruisen over een aantal fundamentele vraagstukken zonder ons te laten hinderen door ons morele oordeel a priori? Laat ik u eens op de proef stellen. Drie foute gedachten.
Red het klimaat, rij een Hummer
Er is – zelfs met het broze akkoord van Kopenhagen in het achterhoofd – een brede politieke en wetenschappelijke consensus over het voeren van een strikt(er) klimaatbeleid, vooral gericht op de reductie van CO2. Een belangrijk aandachtspunt binnen dit beleid is het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Dat leidt tot vele vormen van heffingen, subsidies, wettelijke eisen, meet- en regelsystemen en communicatie (propaganda) gericht op een daling van het brandstofverbruik. In het verkeer, bij het verwarmen van gebouwen en in productieprocessen. Hartstikke fout. Besparing is juist de prikkel die de fossiele economie in stand houd. Een verandering op systeemniveau zal pas doorbreken als de situatie echt kritiek wordt. Crisis leidt tot innovatie. We moeten het gebruik van fossiele brandstoffen daarom niet terugdringen, maar juist stimuleren en de verkoop van grote benzine slurpende auto’s niet ontmoedigen, maar juist bevorderen. Des te sneller de fossiele brandstoffen opraken, des te groter is de prikkel op het marktsysteem om te innoveren en alternatieven te ontwikkelen en te introduceren.
Landstad in de Randstad
Gebieden als Zeeland, Noord-Oost Groningen en delen van Limburg staan sociaal-economisch en demografisch zwaar onder druk. Er is sprake van leegloop. Vooral jongeren trekken weg omdat er elders meer en beter werk is en het leven boeiender. Er worden al jaren pogingen – met injecties die in de miljarden lopen – ondernomen om dit proces te keren. Vooralsnog zonder veel succes. Tegelijkertijd neemt de druk op de Randstad en vooral het Groene Hart toe. Daar wordt met het nodige kunst en vliegwerk getracht ‘natuur’ in stand te houden. Fout zou ik zeggen. Pas het rood voor groen principe radicaal toe in bijvoorbeeld Noordoost Groningen. Sloop de verstedelijkte zones (met behoud van cultureel erfgoed) en ontwikkel dit gebied tot nationaal park (de wolven staan toch al aan de grens). Arrangeer een actieve migratie naar het Groene Hart en maak hiervan een vitale ‘Landsstad’. Omgekeerd kan het onder water zetten van de Randstad en deze omvormen tot onderwaterwonderland, natuurlijk ook een prima alternatief zijn om de Blauwe Stad in Groningen een nieuwe impuls te geven.
Wereldburgering
Aan het ‘debat’ over inburgering is waarschijnlijk nauwelijks nog enige platitude toe te voegen. Het staat m.i. niet ter discussie dat wil je in een samenleving meedraaien, je in de samenleving moet kunnen communiceren. De graad van participatie lijkt me echter een kwestie van persoonlijke keuze. Je kunt zeer actief in het dorpsleven zijn, maar ik moet er als dorpsbewoner niet aan denken dat ik verplicht wordt aan alle dorpsactviteiten deel te nemen. De eis dat een immigrant de basis van de Nederlandse taal machtig moet zijn is politiek weinig betwist, maar ook erg dorps geredeneerd. Fout dus. Anno 2010 is op de Europese schaal, laat staan globaal, het Nederlands volstrekt irrelevant. Het is een streektaal. De immigrant is vergeleken met de aan de eigen taal en cultuur verknochte Nederlander de wereldburger. Stop met taalcursussen Nederlands en organiseer taalcursussen Engels (huidige wereldtaal), Duits (belangrijkste handelspartner) of Chinees (toekomstige wereldtaal) die internationalisering bevorderen. Voor iedereen op Nederlands grondgebied.
“Hier stehe ich und kann nicht anders!” (Welke woorden van Luther ik overigens ook regelmatig citeer op de golfbaan als de zoveelste bal in de struiken verdwijnt).