In het voorjaar zijn we een aantal dagen in Londen geweest. Met de Eurostar vanuit Brussel-Midi. Daar speelt zich een volgende tafereel af. Een gezelschap van een aantal dames meldt zich voor ons in de rij, geanimeerd keuvelend, bij de Belgische douanier. Nadat deze zich heeft vergewist van de echtheid van hun identiteit gebaart hij de dames dat ze kunnen doorlopen naar de vertrekhal. Ze maken daartoe ook aanstalten, tot één dame zich nogmaals tot de douanier richt. ´mogen we misschien nog even terug?´. De douanier antwoordt onverstoord: ´nee mevrouw, dat kan niet meer, ge zijt de douane gepasseerd, dus wilt u alstublieft doorlopen naar de vertrekhal´.
´Ja maar ik wil nog wat inkopen doen en een croissantje eten. In de vertrekhal hebben ze alleen voorverpakte hapjes´. Een lichte irritatie maakt zich meester van de douanier: ´Dames wilt u alstublieft doorlopen, u houdt de rij op´. ´ja maar… (verder komt de dame niet meer). ´Ahwel dames, het is hier toch zeker geen Plopsaland waar ge vrijelijk in en uit kunt lopen. (onderwijl naar mij gebarend) Komt u maar meneer….´. Verbluft vervolgen de dames hun weg naar de vertrekhal, nog voor het bereiken daarvan weer vrolijk keuvelend.
Dit tafereel schoot door mijn hoofd toen dit najaar de invoering van de Wabo opnieuw werd uitgesteld. Dit is inmiddels de vierde keer. De argumenten zijn nu het niet klaar zijn van de ICT en de behandeling in Eerste Kamer en het advies van de Raad van State. Het hernieuwde uitstel baart mij grotere zorgen dan het eerdere uitstel. Niet alleen omdat het uitstel volgens mij volstrekt onnodig is. Maar vooral omdat verder uitstel afbreukrisico’s met zich meebrengt én er bestuurskundig gezien een aantal ‘perverse interferenties’ (vrij naar bestuurskundige Ringeling) het proces binnensluipen. Acht punten ter overweging voor de minister van VROM, de leden van de Eerste en Tweede Kamer en de Raad van State, om vaart te maken.
1. In de kern moeten met de Wabo twee zaken worden bereikt. Het eerste is dat een initiatief bij de balie van het bevoegd gezag in zijn volle impact wordt beoordeeld (hé, die toestemming om een boom om te zagen wordt gevraagd omdat meneer Janssen een erker in zijn voortuin wil bouwen). Het tweede is dat het bevoegd gezag achter de balie waarborgt dat de beoordeling van de verschillende onderdelen voldoende in de pas lopen. Inhoudelijk verandert het beoordelingskader daarbij niet. Hoe moeilijk kan het zijn om dit te regelen voor de 10-20% van de procedures waar sprake is van samenloop en waar nu ook al voor een niet onbelangrijk deel afstemming plaatsvindt?
2. Het ministerie maakt zich er zorgen over dat ‘gemeenten er niet klaar voor zijn’. Objectief gezien zullen er ongetwijfeld situaties zijn waar gemeenten nog in de wachtstand staan. Het argument is dan echter veelal dat ‘VROM er niet klaar voor is’, vooral doelend op de toegezegde ICT die ‘onmisbaar is voor een goede uitvoering’. Of deze ICT echt zo onmisbaar is, vind ik hoogst discutabel. Als afstemming achter en voor het loket niet mogelijk is zonder landelijke ICT-voorziening, is er dan niet iets fundamenteel fout met de wet?
3. Voor zover ik het overzie heeft het jaar uitstel (tot 1 januari 2010) niet geleid tot wezenlijk nieuwe innovaties bij gemeenten die in de genoemde ‘wachtstand’ staan. Het argument om niets te doen krijgen ze door VROM op een presenteerblaadje aangereikt: ´we wachten tot VROM de toegezegde ICT gereed heeft´. Welke innovaties worden met een half jaar of meer extra uitstel verwacht en welke garantie is er dat de ICT binnen afzienbare tijd wel gereed is?
4. Het ministerie van VROM lijkt bij de Wabo en de daaraan verbonden kwaliteitscriteria uit te gaan van de perfecte uitvoeringsorganisatie bij het in werking treden van de wet. Zoals elke bestuurskundestudent leert, bestaat dé perfecte organisatie niet en gaat de implementatie van elke wet en elk beleid gepaard met voortschrijdend inzicht: er is een ‘logic in theory’ en een ‘logic in practice’. De balans tussen ideaal en realistisch wordt gevonden door (gefaseerd) aan de slag te gaan. Waarom wordt bij de Wabo vooraf een zoveel hogere graad van perfectie in de uitvoeringsorganisatie nagestreefd dan bij de invoering van bijvoorbeeld de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit?
5. Het Wabo-jaar 2009 heeft vooral in het teken van de discussie over de organisatie van de VTH-taken gestaan (naar aanleiding van het rapport van de commissie Mans). De invoering van de Wabo maakt deel uit van de packagedeal over de VTH-taken. De discussie over de regionale uitvoeringsdiensten is daarin dominant. Wat zou je je als gemeente nog druk maken over je eigen organisatie als volgens de packagedeal de complexere zaken toch naar de regionale organisatie moeten?
6. Bij vrijwel alle gemeenten gaan nu reeds de circulaires rond met de vraag waar de financiële klappen (moeten) gaan vallen. De inkomsten van het rijk én de inkomsten uit grond en projectontwikkeling zullen naar verwachting flink dalen met daar tegenover een te verwachten stijging van de uitgaven door de uitkeringen. In hoeverre houden de middelen voor de invoering van de Wabo in 2010 nog stand?
7. Er is ambtelijk en bestuurlijk veel tijd, geld en energie gestopt in het interne en externe proces om iedereen enthousiast te krijgen. Uitstel kan aan de enige kant meer ruimte bieden voor dit proces. Hoe lang kun je aan de andere kant de boog echter gespannen blijven houden?
8. Je zult maar projectleider Wabo zijn en een zinvolle besteding aan je dagtaak willen geven. Bij gebrek aan voortgang in de landelijke besluitvorming, rest niet veel meer dan nog preciezer uitzoeken wat nog allemaal moet worden geregeld en waar nog onzekerheden inzitten. En ja, die zul je uiteraard vinden. Leidt niet juist het uitstel van de Wabo tot het nog complexer worden van de invoering?
De invoering van de Wabo is voor menig bestuurder en ambtenaar van een etalagedossier in een hoofdpijndossier veranderd. Dit is toch wel een schril contrast met de situatie in 2005. Ik was toen betrokken bij het opstellen van de handreiking voor de Wabo. Het projectteam bij VROM gebruikte de lijfspreuk van Spongebob: ´We zijn er klaar voor!´. In het voorwoord van de handreiking die in het voorjaar van 2006 verscheen, schreef toenmalig minister Sybilla Dekker ´In 2008 kan elke burger en elk bedrijf een omgevingsvergunning aanvragen´.
We zijn inmiddels vijf jaar, één minister van VROM en vier beoogde invoeringsdata verder. Misschien wordt het tijd dat de minister van VROM eens een Belgische douanier in de arm neemt voor invoering van de wet.
Plopperdeplop!